- terrein
- {{terrein}}{{/term}}1 [stuk grond] terrain 〈m.〉2 [figuurlijk]domaine 〈m.〉♦voorbeelden:1 het terrein van de strijd • le théâtre de la lutteop eigen terrein spelen • jouer sur son propre terraineigen terrein • domaine privéverboden terrein • domaine privé; 〈m.b.t. bouw, werkzaamheden〉 chantier interdithet terrein verkennen • reconnaître le terrainterrein verliezen • perdre du terrain 〈ook figuurlijk〉terrein winnen • gagner du terrain 〈ook figuurlijk〉2 het terrein van een onderneming • le champ d'activité d'une entreprisezich op bekend, vertrouwd terrein bevinden • être en pays de connaissancenu zijn we op glibberig terrein • nous voilà sur un terrain glissantterrein prijsgeven • céder du terraindie activiteiten vallen buiten ons terrein • ces activités ne sont pas de notre domaine
Deens-Russisch woordenboek. 2015.